Magazine

Hoe is het met John den Braber

maart 2020

Wielrennen en John den Braber hoorden lange tijd als vanzelfsprekend bij elkaar. De Rotterdammer was eerst als renner actief in het peloton en later als ploegleider. Nu hij journalist is, schrijft hij echter nauwelijks over de sport. Hij verdient zijn geld en zijn sporen in de muziek en is daar bijzonder gelukkig mee. “Ik hoop dit vak nog heel lang te beoefenen, ik hoef niet meer zo nodig terug naar de Ster van Zwolle."

"Achteraf denk ik: had toch wat beter je best gedaan in die kermiskoersen die je reed"

John den Braber

Even voor wie het gemist heeft. Als amateur behoorde John den Braber met generatiegenoten als Michael Boogerd en Erik Dekker tot de top van zijn lichting. De Zuid-Hollander fietste een imposante erelijst bij elkaar met daarop onder meer de Omloop der Kempen, de Ronde van Noord-Holland, de Teleflex-Tour ( nu Ster ZLM Toer), dertien ritzeges in Olympia’s Tour én een nationale titel bij de amateurs. Liep stage bij WordPerfect en was prof bij Collstrop, Foreldorado-Golff en AXA Pro Cycling. Reed tweemaal de Olympische Spelen als (weg- en) baanrenner. Vindt zelf dat zijn wielerloopbaan niet gebracht heeft wat erin gezeten heeft en dat zijn veel kenners met hem eens.

Kans kwam te laat
“Terugkijkend zijn er wel momenten dat ik denk: ‘hoe kan het dat ik niet een keer van een brug af ben gesprongen?’" zegt Den Braber (met een glimlach) als we hem ontmoeten vlakbij zijn woning in Hillegersberg. “Ik ben stage gaan lopen bij WordPerfect, maar de ploeg van Post stopte en daardoor kwamen er veel renners op de markt. Dus dat verhaal ging niet door. Het jaar daarop begint Rabobank, die hadden een hele bult nieuwe renners nodig. Ik rijd dat jaar in de Ronde van Zweden met Herman Snoeijink als bondscoach. Ik klop in een massasprint Jeroen Blijlevens en Robbie McEwen. Een maand later wint Blijlevens zijn eerste rit in de Tour. Dan ga je geloven dat het niet voor je is weggelegd. Er was ook beeldvorming rond mij, daar heeft iemand als oud-bondscoach Piet Kuijs ook aan meegewerkt. Bij de ploegentijdrit waren Bart Voskamp, Jans Koers en ik de jongens die een woordje klaar hadden en cola dronken en ook wel eens een biertje in de winter. En daar tegenover stonden renners als Erik Dekker en Richard Groenendaal, dat waren rustige jongens, deden hun mond niet open. Uitgesproken zijn en uit de stad komen is echt een nadeel. Dan wordt er gedacht ‘die komt uit de stad, hij zal wel meer op stap gaan’. Het is toch extra knap als je dan toch topsporter wordt? Ik was op de top van mijn kunnen gewoon nog amateur. Ik kreeg mijn kans eigenlijk net iets te laat, eind jaren negentig bij Collstrop. Toen was het heilige vuur al wat weg. Achteraf denk ik: had toch wat beter je best gedaan in die kermiskoersen die je reed. Renners als Frank Hoj en Magnus Backstedt reden toen bij mij in de ploeg, zij hebben er nog een mooie loopbaan uit gehaald. Een paar top 10-klasseringen meer en dan was er wellicht wel een ander team uitgerold nog. Ik ben overigens nooit echt slecht gaan rijden, heb de Olympische Spelen in Sydney nog gedaan, in 2000 was ik nog derde in een rit van de Ronde van Nederland. Maar ik vond het toen niet leuk meer. De uitdaging was gewoon weg. Ik reed de Profronde van Spijkenisse en dacht na afloop: ik stop ermee. Ik hoefde geen bloemetje, het was gewoon klaar.”

"Het lijkt me ook niet goed om je hele leven in hetzelfde wereldje te blijven hangen"

John den Braber

Werken met Terpstra
De fiets ging aan de kant, maar de sport niet. “Ik ben eerst ploegleider geworden, de AXA-ploeg zat zonder ploegleider. Teammanager Ton Welling vroeg me en ik ben vanaf de fiets zo de wagen ingestapt. Ik had vanaf het begin wel het idee:
‘is dat echt iets voor mij?’ Maar het gaf me wel de mogelijkheid om te kijken wat ik wilde of ik door wilde groeien als ploegleider of dat ik de journalistiek in wilde. Ik heb bij AXA leuke tijden gehad. Kijk nog altijd terug op een mooie periode. Joh, ik heb nog met Niki Terpstra gewerkt. Geen gemakkelijke kerel vonden velen, maar die jongen kon fietsen. In Normandië heb ik gezien hoe hij 300 meter voor het peloton uit bleef rijden vier kilometer lang met vijf jongens van Rabobank erachter. Hij won. De dag daarna zat hij in de laatste waaier. Ik ben toen met hem aan tafel gaan zitten en gezegd: 'Deze tijd komt nooit meer terug. Pak je die kansen nu niet, dan zit je straks met je dikke pens aan de bar in Krommenie, werk je bij je vader in het autobedrijf en vertel je iedereen dat je goed kon fietsen. Maar haast niemand kent je.' Ik wilde hem laten inzien waar hij mee bezig was. Hij maakte bijvoorbeeld met iedereen ruzie. Als hij met zes man weg zat en ze konden nog één man terugpakken, dan was hij het. Want velen hadden een hekel aan hem. Ik vind het fijn dat ik zoiets mee geven kon. Niki Terpstra is uiteindelijk toch via ons naar de profs gegaan, Piet Rooijakkers ook. Paul van Schalen won Veenendaal-Veenendaal. Maar op een gegeven moment was de koek voor mij op. Mijn hart lag er niet meer in en ik heb Ton Welling gezegd dat ik me volledig ging richten op schrijven. Ik was toen ook al als journalist aan de bak. En kon ik het niet altijd rijmen dat ik de ene week met een ploeg in Frankrijk een etappekoers bivakkeerde en de week daarop bij Anouk in de studio zat. Dat waren twee zo verschillende werelden. Het lijkt me ook niet goed om je hele leven in hetzelfde wereldje te blijven hangen. Voor mij niet in ieder geval, als anderen zich er prettig bij voelen, prima. Ik ben blij dat ik een heel andere wereld heb leren kennen, één die helemaal haaks staat op wat ik gedaan heb. Ik had pas echt door dat mijn toekomst niet in de sport lag, toen Peter Pieters ontslagen werd als bondscoach op de baan en er een vacature ontstond. Dat ik met mijn verleden en mijn leeftijd niet dacht aan solliciteren…. Toen dacht ik ‘je moet gewoon stoppen’. Als je die ambitie niet meer hebt. Gewoon wat anders gaan doen, je droom achterna.”

Want, zegt hij: “De wielerwereld is een niche, iedereen kent elkaar. Als ik nu naar de Omloop van de Kempen ga, dan tref ik tachtig procent van de mensen – als ze nog leven – aan die er ook al waren toen ik er reed. Het is een klein wereldje. Het is wel gezellig en vertrouwd, maar het trekt je niet uit je comfortzone. Het is heel competitief, er is veel afgunst. Elke keer als ik weer ergens kwam – ik ben natuurlijk dikker geworden – kreeg ik opmerkingen over mijn gewicht. Ik werd er zat van. Ik ben meer dan mijn gewicht, ik heb een carrière opgebouwd naast het wielrennen, maar daar vroeg nooit iemand naar. Ook niet toen ik voor Olympia’s Tour werkte. Toen kreeg ik het idee ‘je bent niet meer van ons, je hoort er niet bij’. Mensen gaan ervan uit dat wanneer je topsporter was en dit vaak inrolt, je dan sportjournalist wordt. Ik vind het best leuk om over sport te schrijven, maar muziek is ook een soort topsport. Het zijn ook entertainers, die nerveus zijn voor een wedstrijd, in dit geval hun optreden. Het warm rijden wordt vervangen door de soundcheck. Er zijn best veel paralellen. De entertainmentindustrie is open en gezellig.”

"Ik heb heel hard gewerkt om dit op te bouwen"

John den Braber

Avondcursussen journalistiek
Hoewel hij voor Herman Harens columns schreef voor de website van Wieler Revue en later ook actief was voor KNWU Wieler Magazine, kwam de stap van Den Braber voor velen best als een verrassing. Maar niet voor hemzelf. ”Ik heb mijn hele leven wel interesse gehad in geschreven journalistiek. Toen ik in 2001 besloot te stoppen - ik was toen A Sporter bij NOC*NSF - ben ik via Randstad Carrière Coaching met een intercedent gaan spreken. Ik heb vervolgens een aantal avondcursussen gevolgd aan de Hogeschool Utrecht: journalistiek schrijven, achtergrondverhalen en columns maken. Niet veel later kwam mijn eerste opdracht buiten het wielrennen. Mijn toenmalige partner ging voor North Sea Jazz werken als communicatiemanager. En weet je, muziek is altijd mijn passie geweest. Zij had heel veel contact met muziekjournalisten. Ik was er vaak bij. Ik kwam op een gegeven moment een oud-sportjournalist tegen, Jean Paul Heck. Hij schreef voor De Telegraaf en begon zijn eigen muziekblad. Ik heb de stoute schoenen aangetrokken. Ik had een recensie gemaakt voor mijn opleiding en die heb ik opgestuurd. Met de boodschap: ‘ik wil graag over muziek schrijven, maar heb geen ervaring’. Ik kreeg een mailtje, dat hij vond dat ik een ‘leuke pen’ had en me wel wilde inzetten. Off the Record heette dat blad, dit was gelieerd aan Free Records Shop. Twee weken later zat ik al in Londen bij een bandje. Ik heb wel profijt gehad van mijn topsportachtergrond, ik kan gewoon hard werken. Soms kreeg ik in die beginfase dingen niet betaald. Zo ben ik een keer naar Brussel en Parijs geweest voor interviews met Calexico en Everlast. Maar toen kwam er opeens een filmspecial uit en was er geen ruimte voor dat werk. Natuurlijk baal je. Maar ik heb wel de kilometers gemaakt, letterlijk en figuurlijk. Als je begint, is immers de ervaring al wat waard. Ik had een achterstand, maar hoe meer mensen je spreekt, hoe beter je in dit vak wordt.”

“Bij Nieuwe Revu ben ik deels via social media binnen gekomen. Als je elkaar via Twitter volgt, ken je op zich onbekend mensen toch als je ze tegen komt. En niemand zegt nee als je een leuk idee hebt. Je moet gewoon pitchen. Guuz Hoogaerts was de chef daar. En ik stelde voor om een verhaal met Thomas Dekker te maken. Vond hij een leuk idee, maar er was al een redacteur mee bezig. Een maand later krijg ik een mailtje of ik Thomas soms persoonlijk kende, want ze kwamen er niet binnen. Ik belde Thomas’ manager Martijn Berkhout op. Het was prima, ik kon naar Lucca komen. Dat was gewoon mazzel, maar ook een kwestie van een goed netwerk hebben. Ik heb twee dagen met Thomas gezeten, het werd een leuk verhaal. En vanaf toen had ik bij Revu ook een ingang. Ik ben nu vaste muziekman bij Revu met nog twee mensen, ik zit in de redactie van Soundz Magazine, samen met Leo Blokhuis onder andere. ‘’Ik werk als freelancer voor Jazzism, Playboy en ik doe een aantal commerciële klussen. Ik maak de Who is Who voor North Sea Jazz. En voor de Zesdaagse van Rotterdam doe ik heel veel. Daarnaast maak ik samen met Blaudzun de podcast De Grote Plaat, over de passie voor wielrennen én muziek. Ik heb gewoon heel hard gewerkt om dit op te bouwen.”

"Print media is tegenwoordig toch een lastige markt. Maar, journalistiek is het mooiste vak wat je mag doen"

John den Braber

Vis in het water
Hij voelt zich inmiddels als een vis in het water in zijn nieuwe omgeving. “In het wielrennen zijn mensen soms stugger, ik heb het idee dat in de muziek mensen opener zijn. Mensen die voor labels werken, zijn blij je te zien, je krijgt een knuffel. Je probeert als muzikant ook iets moois te maken. Wat dat betreft is het een wereld van verschil of je een renner of een muzikant gaat spreken. Bij een wielrenner is het toch vaak eraan trekken om een leuk verhaal te krijgen, muzikanten zijn creatievelingen. Die hebben goed nagedacht over wat ze gemaakt hebben, wat de wereld gaat horen. Ze kunnen hun emoties goed kwijt en hebben iets te verkopen. Mijn hoofdredacteur bij Soundz is drummer en omdat hij zelf muzikant is heeft hij wel een betere klik met muzikanten dan ik. Als je zelf een muziekinstrument speelt, dan nemen ze je iets serieuzer. Maar ik hoop dit de rest van mijn leven te doen. Het is altijd wel een uitdaging. Ik ben op zoveel gekke plekken geweest. Ik was op een releaseparty van Armin van Buuren op Ibiza, dan sta ik in een ‘ boot’ met dure whisky en denk ik ‘hoe kom ik hier nu weer verzeild’. Ik ben naar New York overgevlogen om Roger Waters van The Who te interviewen, gewoon voor 20 minuten interview, op en neer naar NY. Dat kun je jezelf toch niet voorstellen ook. Ik was er niet eens alleen, was met vier anderen ook nog. Wat ik heel leuk vind, is reportages maken. Dat is echt het meest uitdagend. Ik was twee dagen naar Texel met Wild Romance, de begeleidingsband van Herman Brood. Ik had de docu gezien, maar ik probeerde er toch blanco in te gaan. Ik wil zelf het verhaal horen. Dan probeer je bij zo’n band vertrouwen te winnen, dat ze je een leuke vent vinden. Dat je One of the guys bent. En dat temidden van allemaal 60-jarige rockers. Ik denk dat het heel belangrijk is, dat je ook iets van jezelf bloot geeft, dan win je vertrouwen. Ik ben heel trots op mijn verhaal met Roxeanne Hazes, omdat het heel persoonlijk was. En met Bløf was ik ooit in Groningen. Zo’n band speelt twee uur lang alleen maar hits. En dan laten ze de helft nog weg. Daar heb ik respect voor. Het voelt toch elke keer nog alsof je in een kijkdoos gluurt, dat je erbij mag zijn”

Wensen zijn er ook nog. “Paul McCartney zou ik nog een keer willen interviewen. Maar dat zal lastig worden. Arcade Fire is mijn favoriete band, maar die doen bijna geen pers. Ik hoop dat ik het vak nog lang mag blijven doen. Print media is tegenwoordig toch een lastige markt. Maar, journalistiek is het mooiste vak wat je mag doen. Je bent overal bij, je maakt de emotie mee van mensen. Bij ons is het een mooie bonus dat je bij festivals bent, dat is gezellig, het werkterrein is gewoon lekker. Je hoeft niet snel achter iemand aan te rennen. Ik hoop dat ik dat enthousiasme nooit verlies. Als ik ga denken ‘oh,weer naar Anouk’ dan moet je stoppen. Als het een soort Ster van Zwolle voor je wordt, een moment dat steeds weer terug komt, moet je op gaan passen. Dan moet je wat anders gaan doen."

Wij plaatsen functionele cookies om deze website naar behoren te laten functioneren. Daarnaast vragen we je toestemming om analytische cookies en marketingcookies te plaatsen. Daarmee meten we het gebruik van deze website en kunnen we ons aanbod beter afstemmen op jouw voorkeuren. Deze cookies verzamelen persoonsgegevens. Geef hieronder aan welke cookies je wilt accepteren. Meer weten? Bekijk onze privacypagina.